Kerk en school


Mariaschool

Op deze pagina o.a.: De hel van de nonnen...stenen bikken...de pisklomp...ping m'n uurste... communie...mènne tjan...kerkbezoek...Tour de (kerk) France..

voor klassefoto's van school klik hier

                                                De hel van de nonnen

Op mijn vierde in 1946 mocht ik naar de bewaarschool ook wel kakschool genoemd. Op de foto staat deze school rechts. Links is de ingang naar de meisjesschool. Achteraan in het witte pand zit nu Electro van Dijk. Onze grotere broer Piet, die ruim e1f maanden ouder was als mijn tweelingbroer en ik, was al erva-ren omdat hij er reeds een jaar freubelen  bij de nonnen op had zitten. Hij zat in de tweede klas. We kwamen in de eerste klas met zo'n vijf en veertig kinderen en uiteraard alleen maar jongens. De meisjes werden ergens an-ders verborgen gehouden. De nonnen waren verrèkte streng. Netjes rechtop zitten en han-djes over elkaar als ze iets te zeggen hadden of als ze verhaaltjes vertelden. Verder veel samenzang en knutselen. Als je naar de WC moest stak je een vinger op (geen middelvinger) en wachtte je tot de zuster vroeg wat er was. Dan mocht je naar de plee. Je kreeg een rood/wit koordje mee dat je aan de deurklink moest hangen ten teken dat het pleeke bezet was. Zodoende konden er nooit twee tegelijk en bleef de zedelijkheid goed bewaard. Maar we mochten wel elke dag veel buiten spelen. Het geheel was toch wel zeer Rooms Katholiek maar dat was op de andere scholen ook zo. Veel meer van die schooltijd maar één staaltje van nonnenopvoedkunde staat mij nog zeer helder voor de geest. Inmiddels in de tweede kleuterklas aangeland kregen wij elke maand van ons moeder de man een dubbeltje(!) schoolgeld voor de nonnen mee. Dat ging een aantal keren goed tot mijn tweelingbroer en ik dachten er een andere bestemming voor te weten. Wij verbrasten het schoolgeld in een snoepwinkeltje. De eerste keer kwamen we er met een stevige uitbrander en een paar watsen om de oren van ons vader vanaf, maar de tweede keer grepen de nonnen zelf in. Voor straf moesten wij mee naar het klooster. Dat was vreemd want daar mocht je nooit binnen. Maar wij toen wel. Drie nonnen  namen ons mee naar de kloosterkelder en vertelden ons dat we naar de hel gingen. Wij, twee mannekes van vijf, barsten natuurlijk van de schrik want over de hel hadden ze op hun schooltje de meest vreselijke verhalen verteld. In de kelder stond een enorme grote stookketel voor de verwarming. In de voorkant zat, anderhalve meter boven de grond, een ronde klep van ongeveer een meter doorsnee. Langzaam werd de klep geopend. Verstijfd van schrik keken wij toe.  De vlammen sloegen er uit en een van de nonnen zei: "dit is de hel en een van jullie gaat erin"! Ze pakten mijn tweelingbroer en hielden die vlak voor de vlammen. Ik was er van overtuigd dat ze hem er in zouden gooien. Wij krijsen en gillen dat we het nooit meer zouden doen. Volkomen overtuigd dat de hel toch wel héél erg was kregen we clementie en konden naar huis. De schrik zat er goed in en we namen ons voor om nooit meer stiekum snuupkes te kopen.
Het beeld dat ik toen omhoog kijkend zag: drie nonnen in zwarte kleding met grote witte kappen die mijn tweelingbroer hoog voor dat gat met vlammen hielden, staat in mijn geheugen gegrift. Het is toch wel bijzonder dat deze traumatische ervaring ongeveer het enigste is wat ik me na 57 jaar nog van de kleuterschool kan herinneren. Of mijn ouders hierover ooit bij de nonnen zijn geweest weet ik niet. Maar dergelijke straffen worden tegenwoordig terecht niet meer gepikt!
       

Kleuterschool: Broertjes Han-Krien-Piet

Stenen bikken

Waar de kleuterschool stond, net voorbij het kerkhof aan de Rodenborgweg is nu een parkeerterrein en staan appartementen. In 1960 liet pastoor Janssen dit fraaie gebouw dat meer als 150 jaar oud was afbreken. Hij  wilde dat het oude bouwmateriaal  zou worden hergebruikt of verkocht voor een nieuw te bouwen parochiehuis. Om de sloopkosten laag te houden werd het zaterdags en in de avonduren door vrijwilligers afgebroken. Er werd een werkschema opgesteld waarin stond welke straat er aan de beurt was om te komen helpen. Ook de jeugd vanaf een jaar of tien werd ingeschakeld. Ik weet niet wie die werkindeling had gemaakt maar de grote gezinnen met veel jongens waren veelvuldig de klos. Mijn vier broers en ik zijn vele avonden ingedeeld om stenen te bikken of planken en balken spijkervrij te maken. We ha'n er unne gloeiende hekel ôn mar we moessen wel. Uiteindelijk werd het iets meer als een nieuw parochiehuis en ook wat rianter dan de pastoor had bedoeld .
Het werd "De Kentering". Of het oude bouwmateriaal ook inderdaad voor de Kentering is gebruikt betwijfel ik. Ik denk dat de aannemer niet zo gelukkig was met al dat afval.

                                                                  De pisklomp
                                                                                                                           
Mister Hoogstraaten   Na de kakschool mocht ik naar de grote school en wel de St.Joseph      Mister Dirks    
school, helaas ook afgebroken, aan de Schoolstraat.
Het eerste half jaar in de 1e klas hadden we mister Hoogstraaten en in het 2e half jaar mister Dirks. Ze kregen kreeg hil wè mi ons te stellen. De eerste week kwamen ik geregeld te laat. Eigenlijk moet ik zeggen we kwamen steeds te laat want mijn tweelingbroer deed altijd hetzelfde als ik en omgekeerd. We kregen daarvoor natuurlijk van de meester op ons mieter. De tweede week begon moeilijk want op maandagmorgen toen de school al  begonnen was kwam ons moeder met twee blèrende blagen de speelplaats van de school opgestoven. Wij wilden dus niet. Meester Hoogstraaten maakte een raam van zijn klas open, klom er ten aanschouwe van iedereen uit, sprintte het schoolplein over, nam onder iedere arm een spartelende spijbelaar, sjouwde met ons over het plein terug en duwde ons tenslotte door hetzelfde raam de klas in. We zijn sindsdien nooit meer te laat gekomen. Als je linkshandig was kreeg je in de eerste klas een speciale behandeling. Ben van de Sterren was linkshandig. Hij moest regelmatig zijn handen op zijn schoolbank leggen en dan sloeg de meester met een houten meetlat op zijn linkerhand. Dit werd net zo lang herhaald totdat je voortaan rechtshandig kon schrijven. Ook onze Piet overkwam dat. Hij doet nu nog alles links behalve schrijven. Als je een plasje moest doen hadden de meesters daar niet altijd begrip voor. Rinie Heymans wilde op een gegeven moment iets kwijt en vroeg aan meester Ceelen  om pisverlof. Dat kreeg hij niet en hij moest wachten tot de pauze. Niet getreurd, hij zocht zijn eigen oplossing: hij piste een van zijn klompen vol. Toen het speelkwartier begon sloop hij de klas uit en droeg met twee handen zijn volle pisklomp voorzichtig voor zich uit. Tot meester Ceelen hem achterop kwam en dat in de gaten kreeg. Het leverde Rinie een geweldige wats tegen zijn oren op! Ook mijn broer Toon meende zich eens wat vrijheid te kunnen veroorloven. Toen het speelkwartier begon en hij dacht alleen op de gang te zijn, zong hij uit volle borst de toen bekende schlager 'bokkie bokkie bèh' als persiflage op meester de Bok. Die kon dat niet waarderen en flatste
 
  Mister de Bok     hem flink tegen z'n oren.                                                                                 Mister Ceelen

                                                        Ping...mèn uurste Communie

Het rijke Roomsche Leven speelde in die tijd een grote rol in het leven, zowel van onze ouders als van ons. De trend werd gezet door de nonnen zoals in het eerste artikeltje van deze pagina blijkt. Alles wat je deed of uithaalde werd op Gods weegschaaltje gewikt en gewogen. Uiteraard deed de kerk ook veel goede dingen en was een steun voor  heel veel mensen. Maar wij bekeken het vanuit ons standpunt en de straf voor je zonden die je in het vooruitzicht werd gesteld beperkte je toch wat in je creatieve baldadigheden. In de eerste klas werden we voorbereid op onze eerste Heilige Communie. De catechismus moest van buiten geleerd worden waarvoor kapelaan Vogels een paar keer per week in de klas kwam en in de kerk werden repetities gehouden onder leiding van de nonnen. Op de grote dag werd je keurig in het nieuw gestoken. Hoewel in het nieuw betekende voor ons, mijn tweelingbroer en ik, dat ons moeder, die een grote vaardigheid had in het ombouwen van gebruikte kleding, zelf een keurig communie pak had gemaakt. (dat gebeurde overigens in veel gezinnen zo). Met je hele familie in de kerk zat je te wachten op hét grote moment. De zuster die de leiding had gebruikte voor de commando's een grote halfronde bel met een knop er boven op (zoals bij hotelbalies wordt gebruikt).
Ze sloeg voor de eerste keer op de knop pinggg....starten en je bank uit. Weer een pinggg....netjes in een lange rij achter elkaar naar voren met je handjes vroom gevouwen voor je uit. Volgende pinggg....de eerste tien in de breedte voor de communiebank gaan staan. Weer een ping....knielen op de communiebankbank. Volgende pinggg....mond open en tong naar buiten. Ogen stijf dicht want je durfde niet eens te kijken. Dan kreeg je van pastoor van de Meyden je eerste hostie. Weer een pinggg....opstaan en bij de laatste ping....netjes in de rij terug naar je bank. Er waren vaak zo'n zestig of zeventig jongens en mei
sjes die hun eerste communie mochten doen dus het duurde nogal lang en zeker voor diegene die al geweest waren want die konden niet wachten om naar huis te mogen voor het grote feest. Prentjes, mooie versjes, taartjes en kleine geldelijke bijdragen van ooms en tantes lagen op je te wachten. Ook de pastoor bezocht alle communicantjes thuis. Het enigste wat ik er verder nog vanaf weet is dat onze'n Han in de schaal met taartjes ging zitten en wij in ons nieuwe communiepakje meestal buiten hebben gespeeld terwijl de volwassenen binnen een bescheiden glaasje dronken.

1949: vlnr: onze'n Han, Hennie v. d. Wassenberg en  ikke bij gelegenheid van onze Eerste plechtige H.Communie. Foto gemaakt op het oude ker-misterrein t.o cafe de Kèp, voor het huis van  en Marie v. d.Wassenberg, de oma van Hennie.


Mènne tjan

Vroeger was het niet ongewoon dat je een kraai africhtte. (wij noemde zo'n vogel een tjan maar waar die naam vandaan kwam weet ik nu nog niet.) Je haalde dan een jonge kraai uit het nest en zette die thuis in een grote kooi. Door hem zo vaak mogelijk uit die kooi te halen en mee rond te lopen werd hij tam. Na een tijdje bleef hij vanzelf achter je aan vliegen of op je schouder zitten als je ermee rondliep. Thuis in de Dorpsstraat toen ik 'n jaar of acht was had ik ook zo'n tjan. In de bijkeuken. Ons moeder vond dat niet altijd even leuk want als hij los was had hij èèn nadeel: hij was niet erg zindelijk of beter gezegd: hij scheet de hele zaak onder. Sommige leerde hun tjan zelfs praten. Op de speelplaats van de St.Joseph school zat er ook vaak een. Die kwam met zijn eigenaar mee (volgens mij iemand van van de Sterren van de Bèrgt). De eigenaar beweerde dat die zelfs kon zingen. Hij zat gedurende de lessen op de dakgoot van de school te roepen en te krassen tot de school uit was om met zijn baasje mee terug naar huis te gaan.
                                    
                                                               
Kerkbezoek

                  Kapelaan Vogels        Toen wij op de lagere school zaten             Pastoor van der Meyden      moesten we van thuis uit bijna elke dag naar de kerk. Op zondag zelfs twee keer: 's-morgens naar de H. Mis  en 's-middags om drie uur naar het Lof dat een half uur tot drie kwartier duurde. Daarna mocht je pas gaan spelen. Ook alle openbare acti-viteiten zoals b.v. de kermis of zo be-gonnen pas na het lof. Door de week begon de mis 's-morgens om half acht en gingen we vandaar rechtstreeks naar school. Wij vonden die dagelijkse kerk-verplichting maar niks en waren blij als het was afgelopen. Soms rebelleerden we stiekem, gingen dan gewoon thuis weg maar niet naar de kerk. Op de grote feestdagen maakte ze het in onze ogen helemaal bont.
Met Kerstmis b.v. waren er s'morgens drie missen achter elkaar. Een hoogmis en meteen twee kleine missen er achteraan. Dat duurde dan totaal zo'n twee uur. Dat was een hele zit vooral als je hoge nood kreeg. Het Lof 's-middags duurde ook al langer als normaal, zo'n anderhalf uur. Op de 1e Paasdag, 1e Pinksterdag en 1e Kerstdag mocht je helemaal niks. Achter het huis spelen was toegestaan maar op straat niet. Je zondagse kleren moest je aanhouden. Dat beperkte ons aardig in onze mogelijkheden omdat je niet vies mochten worden. Op de 2e Paas- Pinkster- en Kerstdag mocht je wel alles doen wat je wilde.
Daarnaast moesten we elke dinsdagavond naar de kerk om de H. Familie te vieren. We wisten toen zelf overigens niet wat dat betekende of waar het voor diende maar als je rond de tien jaar was moest je daar verplicht naar toe. Het begon om half zeven en was alleen voor jongens want de meisjes hadden een aparte avond. Meestal werd de avond geleid door de strenge pastoor Huub van der Meyden. Vanaf de preekstoel donderde zijn stem door de kerk hoe slecht we eigenlijk wel waren en hoe goed
we moesten worden. En er werd ook veel gezongen. Althans we moesten veel zingen maar daar hadden we wat variëteiten in bedacht.
We bromden een beetje mee met de knoerharde zangstem van de pastoor of we hadden wat wereldser teksten bedacht in plaats van de kerkteksten. Als het met de kerkmelodie een beetje uitkwam zongen we stiekum de teksten van b.v. " d'n uil zat in de olmen","vader Jakob" of "moeder onze kraai is dood ". Dat veroorzaakte wat stiekem plezier en gegniffel onder de jeugd maar als de pastoor dat merkte hield hij op met zingen, keek langdurig stil en streng in onze richting en hervatte zijn gezang. Of hij echt wist wat wij zongen dat weet ik niet. Op school kregen we godsdienstles. Soms van de pastoor maar meestal van kapelaan Vogels. Dè waar ginne hèndige. Hij zat gauw op de kast als er in de klas geklierd werd. Soms gingen we met de schoolklas  naar de kerk bij voorbeeld bij speciale gelegenheden en kerkelijke feestdagen, maar dat was overdag en dat vonden we dan weer een uitstapje. In de kerk werden we in het gareel gehouden door Pietje de koster (Daamen) die daar duidelijk de baas was en alles in de gaten hield.   
Ons vader ging meestal op zondag al vroeg, zes uur b.v., naar de kerk. Soms ging ik, of enkele van mijn broers, met hem mee. Mijn zussen niet want die mochten niet zo vroegmee. In die vroege mis zaten  veel  vissers die naar de Maas wilden en duivenmelkers wier duiven vroeg binnen moesten komen. Voor de meesten kon de vroegmis niet kort genoeg kon duren. Ze waren alleen maar daar om hun zondagsplicht te vervullen. Er waren er bij die achter in de kerk tegen een pilaar zaten te slapen en anderen zaten onder de toren een dutje te doen. Met goed weer zaten er zelfs buiten op het schoolmuurtje tegenover de toren. Bij de H.Communie werden ze wakker en gingen weg, omdat ze vonden dat ze aan hun kerkplicht voldaan hadden. Sommige geestelijken stoorden zich verschrikkelijk aan dit gedrag. Kapelaan van der Loo kwam een keer van de preekstoel af, ging demonstratief een kijkje achter in de kerk nemen en sloot de grote deuren. Dat maakte veel indruk op de goddeloze kerkgangers. Niet dat het echt hielp, want de week erop was het weer hetzelfde. Het was overigens niet alleen in de zes uur mis zo maar soms ook tijdens latere diensten.

     

Pastoor
Janssens            Piet Daamen, de koster

Tour de (kerk)France

                                       
De speelplaats van de St.Josephschool waar vanuit deze ramen de vlaggetjes van de Tour de (kerk)France werden uitgestoken.

Op de lagere school hadden meesters iets leuks bedacht om ons dagelijks naar de kerk te krijgen. Men stelde een soort Tour de France reglement op. In iedere klas werd aan het eind van de dag een ploeg van 10 kinderen vrijwillig aangewezen. Dat was het team dat telde voor het ploegenklassement. Deze 10 moesten de andere dag om half acht naar de kerk. De rest van de klas hoefde niet verplicht naar de Mis maar als ze gingen telde dat wel en kregen een extra punt voor het algemeen klassement. Soms werd hierop gecontroleerd maar wij wisten natuurlijk niet wanneer. Je durfde toch niet weg te blijven. Meteen na het begin van de school ging de mister na wie er van die tien aangewezene ter kerke was gegaan. Eigenlijk waren ze dat altijd alle tien want het was je aangeraden dat je was geweest !! Daarnaast telde hij de vrijwillige kerkgangers uit de klas. Het resultaat werd met de andere klassen vergeleken en bij het eerste speelkwartier zag je de uitslag. Vanuit het raam van de winnaar van het dagklassement werd een  geel vlaggetje uitgehangen. De kinderen uit deze klas kregen ook een geel petje op. Uit de raam van de klas die de leiding had in het algemeen klassement hing een groene vlag en de klas met de minste kerkbezoeken moest als boetedoening een rode vlag buitenhangen. Die werden echt  uitgejoeld. Het rare aan dit alles was dat het niet uitmaakte hoe lang je in de kerk was geweest. Sommige woonden de hele mis bij en anderen kwamen pas de laatste vijf of tien minuten. Toontje van Dirk de Post was wat dat betreft de kampioen. Hij moest van de Oude Baan komen lopen  kwam pas de laatste paar minuten binnen, kloste een eindje door de kerk zodat iedereen hem hem had gezien. Zo konden ze hem niks  verwijten en haalde een extra punt voor de klas binnen. Met deze wedstrijd werd wel ons kerkbezoek aangewakkerd maar of onze zieltjes daardoor heiliger werden betwijfel ik. Misschien was het wel zo dat een aantal van diegene die alleen maar gingen omdat ze moesten, de latere pilaar- en torenslapers werden uit het vorige verhaaltje.

                                                          
   Mister de Bok

In de zesde klas heb ik een tijdje bij mister Jan de Bok gezeten. Hij volgde in 1953 mister Jo Ceelen op die met pensioen ging. Jan de Bok woonde in de Weidestraat in het huizenblok rechts naast de ingang van de Vijverberg. In mijn herinnering was hij de meester met de mooiste verhalen. Iemand uit de klas vroeg eens hoe lang de eeuwigheid duurde. De Bok vroeg: "Waarom wil je dat weten?". De jongen zei: "Ik heb geheurd ès ge dood gôt moette 'n euwigheid in oe graf ligge". Geef op deze logica maar eens een antwoord. De Bok probeerde met het volgende verhaal de duur van de eeuwigheid beeldend te maken:
Je hebt een bol zo groot als de hele wereld, die gemaakt is van het allerhardste ijzer. Als je het allerkleinste vogeltje van de hele wereld elke miljoen jaar 1 keer aan deze bol laat pikken dan kun je nagaan hoe lang het duurt voor de bol op is. En, zo besloot hij, dan is de eeuwigheid nóg niet voorbij. Mooier had hij het niet kunnen uitleggen maar de leerling zat met een nieuw probleem:
Hij kos mar nie begrèijpen hoe zo'n klèijn veugelke dieën hille wirreldbol op kos vrééten.....!
De Bok had ook een vooruitziende blik. Hij legde ons uit hoe de wereld zich zou ontwik-kelen. Hij zei dat er in de toekomst trottoirs en trappen waren waarop je niet hoefde te lopen. Die gingen vanzelf vooruit en omhoog. Ook voorzag hij auto's die konden rijden zonder bestuurder. Wij konden toen, in 1953, niet vermoeden hoe kort hij bij de waarheid zat. 

                                                                                                                              Jan de Bok

                                                   
                                                                    naar boven