Dorpsstraat zuid 1:                  
                           van de Driesprong t/m de rookwarenwinkel Ké van Oers. (rechterstraatzijde).

 

                                                                1968. Bij het busje is nu de Driesprong
     
             klik op de camera voor een unieke rusmollese panoramafoto uit 1960>>>>>>>>
 



Op deze pagina o.a.: uurste rusmolles cafetaria...driek louwke en sjarel...taxi de flip ... dorpsstraat...tutfleskes vullen...meikevers ôn 'n touwke...rammelende V-1 raket... wasbenzinedrinkers...rusmollese veemèrt...as ik veur nie ope ben, ben ik aachter ok nie ope...  
 

       

De Dorpsstraat in 1930. Op de trappen drie personen:
Links Felix burgemeester von Heijden en in het midden gemeentesecretaris Harry Lambermont en rechts
gemeenteontvanger Willem Langens. 
Naast het aauw gemintehuis de aauw brouwerij. Achter het deurtje woonde ooit Nol Meties, was er het boek-binderijke van Verzantvoort en had Piet van Nuland zijn cafetaria.

                                                    Rusmôlles uurste cafetaria

Vanaf de Driesprong Dorpsstraat zuid in stond aan de rechterkant op de hoek Dorpsstraat-Raadhuisstraat onze trots: de aauw brouwerèij. Deze brouwerij is tot 1920 in bedrijf geweest. De laatste eigenaar heette van Beek, een broer van de burgemeester van Boxtel. De familie van Beek woonde in het pand op de hoek Dorpsstraat-Deken Fritsenstraat (waar later Bertus van de Westen in kwam). In 1930 bouwde de brouwer een huis op de hoek (nu) Pastoriestraat- Dorpsstraat. Na van Beek woonde daar na de oorlog o.a. het echtpaar van den Boogaard. Nu is het pand verdwenen en staat er een winkelpand waarin o.a een schoenenzaak en appartementencomplex.

          
Het huis wat Brouwer van Beek liet bouwen. Afgebroken in 1992. Links waar de witte auto staat is nu de Pastoriestraat. De boom staat nu nog vóór het appartementencomplex met op de begane grond een kledingzaak die er voor in de plaats zijn gekomen .

Na de sluiting van de brouwerij bleef het pand in gebruik als woonhuis en werkplaats. Paul van Beurden begon daar een wagenmakerij. Orrie Verstegen, die lange tijd bij de brouwerij in dienst was, zat in het woongedeelte en werkte inmiddels bij van Beurden. Orrie Verstegen had op zijn beurt weer inwoning van zijn broer Frans.
De kelders van de brouwerij zijn in de oorlog veelvuldig als schuilkelders gebruikt. Jammer dat deze prachtige gewelven na de oorlog onder de slopershamer kwamen. Op het einde van de oorlog gebruikte de gemeente de kelderruimte als kolenopslag. De Rusmollenaren konden op vertoon van door de gemeente verstrekte kolenbonnen daar cokes voor hun verwarming komen halen.

De binnenplaats van brouwerij "de Kroon. In het ge-deelte op de achtergrond zat de wagenmakerij van van Beurden en het ijsfabriekje van Piet van Nuland.
 
In en vlak na de oorlog woonde Nol "meties" Savelkouls in het gedeelte van de brouwerij op de hoek met de Raadhuisstraat en de Dorpsstraat. Nol, getrouwd met Dina Heijmans, had daar een groentehandel. Toen Nol en Dina kort na de oorlog naar de Stationstraat verhuisden opende Leo Verzantvoort in dat gedeelte een boekbinderijtje.
In dezelfde tijd begon Piet "pap"van Nuland, in Rusmolle ook nog bekend als Piet van Has Artjes, in de oude wagenmakerij van van Beurden een cafetaria annex ijsfabriekje, Het was het eerste cafetaria van Rusmolle. Een paar jaar later toen Verzantvoort zijn boekbinderij opdoekte is Piet van Nuland met zijn frietzaak naar de ruimte van de voormalige boekbinderij verhuisd
(Weinig mensen weten waar de bijnaam Pap vandaan komt. Piet kreeg die toen hij op de lagere school zat en
's morgens vaak te laat kwam. Als reden gaf hij op dat hij er te lang over deed om zijn pap op te eten.)
Met een ijskar trokken hij of zijn vrouw Anna door het dorp om het uit te venten. Ook Jan en Dina Venrooy, die op de Nieuwendijk woonden en een ijscokar hadden, verkochten ijs uit Piet zijn ijsmakerij. Zij hadden op zon- en feestdagen een vaste standplaats bij het toenmalige gemeentehuis. 
Ook mijn Ome Jan van Hirtum reed met een ijscokar van Piet van Nuland door Rusmolle. Deze kar was door Piet zelf ontworpen en gemaakt. Zelfs de sjablonen voor de letters en cijfers heeft hij zelf met een figuurzaag uitgezaagd.
Het opschrift is: P. F. van Nuland Rosmalen F 68a.
De F was de letter die stond voor de Krommen- hoek de huidige Deken Fritsenstraat, waar het woonhuis van familie van Nuland stond. Rond 1955 stopte Piet wegens ziekte van zijn vrouw met zijn cafetaria.

 Mijn ome Jan in 1947. Let op de prijs: een ijsco kostte toe 10 of 15 cent!!!!

Na de oorlog woonde Has van Pietjes(van Schijndel) in de oude brouwerij. Hij had daar een timmerwerkplaats en maakte  onder andere doodskisten. Als je met z'n tweeën op elkaar ging staan en door een klein opkamerraampje naar binnen keek kon je  deze doodskisten schuin tegen een muur zien staan. Je moest wel vlug kijken en wegwezen want als Has het in de gaten kreeg werd je hardhandig bij de brouwerij verwijderd. Toen Has overleed werd hij overigens in hetzelfde kamertje opgebaard als waar zijn doodskisten werden opgeslagen. Vanzelfsprekend probeerden wij toen door ook door dat opkamerraampje naar binnen kijken om Has te zien liggen. 

Driek, Louwke en Sjarel van de zusters

Vóór de brouwerij in de Dorpsstraat stond een prachtige rij bomen en in de schaduw hiervan waren veelal Driek d'n Broajer, Sjarel en Louwke Pol te vinden. Zij bekeken hier zowat elke dag het wel en wee van Rusmôlle. In de voorgevel  zat een granaatgat uit de oorlog  dat door Has van Pietjes aan de binnenkant was dichtgespijkerd. Hierin zat Driek d'n Broajer vaak in het zonneke te soezelen. In de volksmond heette dat "het gat van Driek d'n Broajer". Driek heette met zijn echte naam Van der Poel. Louwke, Driek en Sjarel woonden bij de nonnekes in het van Meeuwengesticht, wat toen het Rusmolles aauw mènnekeshuis was. 
Louwke keek nogal eens wat diep in het glaas
je en op de terugweg naar de nonnen zocht hij dan steun aan alles wat er zoal langs de weg stond. En, als hij zich b.v. aan een lantaarnpaal stond vast te houden riep hij steeds: "Louwke Pol kan dubbeltjes pissen maar Louwkes vrouw kon kwartjes zeiken".
Bij de nonnen leverd
en wij ook ons oud papier in dat in ontvangst werd genomen door "Sjarel mi zunne knikker". In zijn pink zat een bult ter grootte van een knikker die hij op en neer kon rollen. Als hij het papier had afgewogen en het was nat trok hij enkele kilo's van het gewicht af want hij zei dat wij er expres een emmer water overheen gooide om het zwaarder te maken. Wij ontkenden dat heftig maar hij had natuurlijk gelijk.
Onze ouwe brouwerij op de hoek Dorpstraat-Raadhuisstraat.                          Driek d'n Braojer
                             

                                              


                                                                                 Bel Flipke....

Has en Mina in 1928

De mooie ouwe brouwerij werd in de begin jaren vijftig afgebroken  en werd op die plaats een groot hoekpand gebouwd dat bestond uit vijf woningen en een winkelpand met bovenwoning. De verdeling was: twee woningen aan de Raadhuisstraat, dan het winkelpand op de hoek en vervolgens drie woningen aan de Dorpsstraat.
Op de hoek waar nu café de Likkepot is, kwam de knopen, garen en textielwinkel van Haske en Mina Spierings met hun zonen Nico en Harry en dochter Dien. Dien is in 1955 naar Australie geëmigreerd. Haske, bij-genaamd "de Flip", had daar ook het eerste taxibedrijf van Rosmalen. 
De leuze: "Bel Flipke en je bent er in een wipke" kende iedere Rusmollenaar.

Trouwfoto van Has en Mina Spierings. 1933.
 

     
Tweemaal taxi Spierings: Haske en Mina in 1933 bij hun T-Ford in de Molenhoek (nu Heer en Beekstraat) en de rit met hun Amerikaanse slee tijdens het  jubileum van pastoor Huub van der Meijden in 1952 op de Kruisstraat bij het cafe van Drika de Kaauwe.

Voorbij Spierings in deze blok kwam beroepsmilitair Hupkes. Daarnaast woonde de familie Hegmans. Naast Hegmans, in het laatste huis van dit woonblokje zat de familie van Jan Venrooy. Jan was gemeenteambtenaar en zat verder in nogal wat verenigingen en organisaties in Rusmolle.

                                                                                 Postkantoor

Het volgende huis was een mooie dorpsvilla, van de familie van Aken. Na hun woonde daar  Drika van den Broek met haar dochters Petra en Mientje (nu kapsalon Wendy).
Dan kwam het woonhuis van de drie vrijgezelle zusters Dina, Anna en Hanneke Wonders (nu ABN-Amrobank)Dina was  de vroedvrouw van ons durpke. Deze drie gezusters woonden in één huis met  drie 'appartementjes'. De dames leefde er apart van elkaar met ieder hun eigen huishouding. Zelfs de inkopen deden ze los van elkaar.
Voorbij de gezusters Wonders stond het prachtige huis van Nico en Fien Pennings. Zij hadden  drie zoons en een dochter. Dit huis was in 1905  gebouwd door Antoon Hermens, die een smederij had in de Kerkenhoek ongeveer t.o. (nu) de Griek. Hij beheerde in dit huis van 1912 tot 1921 het Rusmollens postkantoor. Ik weet nog goed dat er in de gevel langs de Dorpsstraat een oude stenen postbus zat. Deze steen is op de foto uiterst rechts in de voorgevel nog te zien. De familie Pennings vertrok in 1958. Toontje (de smid) en Marie Hermens, de eigenaren van dit huis, verhuisden vanuit café Juliana in de Stationsstraat naar hier. Zij hadden drie kinderen Ad en Lies en Gera. Ad zou later enkele boeken over zijn Rusmollese oorlogsherinneringen uitbrengen

           

        Het huis van Nico en Fien Pennings-Heijmans en later                                 Dina Wonders
       Toontje, de smid,  Hermes.

                                                                          
Tutfleskes vullen

                            Jaantje en Marinus als tieners

In het volgende pand uit ongeveer 1900, , hadden Marinus Groos en zijn vrouw Jaantje Vorstenbosch een winkel en groothandel in "vanalles èn nog wè". Horloges, speelgoed, bureauartikelen, huishoudelijk spul, schoon-maakgrèij, glaswerk, lege flessen, kermis-prijzen, tabak, schildersbenodigheden, sport-artikelen, levensmiddelen, behang, enz. Je kon het zo gek niet bedenken of Marinus had het wel ergens in de enorme loodsen achter zijn huis opgeslagen liggen. Op onze vrije schooldagen gingen wij bij hem "tutfleskes" met muisjes vullen. We zaten dan met een aantal kinderen uit de buurt ergens in een loods rond een zinken wasteil met muisjes kleine poppenfleskes te vullen waarna er een speentje op moest. Die werden dan als poppenzuigflesjes verkocht. Verdiensten: per werkdag tussen de twee en de vijf cent per werknemer, naargelang het aantal gevulde fleskes. Als je bij Marinus iets kwam kopen en je vroeg een koopbewijs dan viet hij een stukske pakpapier en schreef er met potlood het bedrag op. Ook kochten wij er ons vliegerpapier, vliegertouw en soms ook nog de stokjes voor het geraamte. Het vliegerpapier kostte ongeveer een dubbeltje, natuurlijk afhankelijk van het formaat. Je moest zelf aangeven hoe groot hij het moest afknippen. Dat wilde hij want als je het wat ruim inschatte en het eenmaal was afgeknipt moest je het wel nemen. Soms viel  het dan wel eens wat duurder uit. Als je b.v. maar 10 cent bij had en het kostte 1 cent meer dan  moest je eerst naar huis om die cent bij te gaan halen. Om er zeker van te zijn dat je het afgeknipte stuk alsnog kwam ophalen hield hij alvast je dubbeltje. Voorheen behoorde de winkel toe aan de schoonvader van Marinus Groos, Has Vorstenbosch. Hij werd zoals zovele Vorstenboschen in Rusmolle  Pèk genoemd. Has Pèk dus. Has was op latere leeftijd wat ziekelijk en bè goei weer wier hij in een soort bank/bed buiten langs de straat gezet zodat hij van het dorp kon genieten en 'n bietje kos buurten. Als het wat kouder was kon dat niet en daarom had Marinus  Groos voor zijn schoonvader iets speciaals bedacht. Hij zette een houtkachel buiten en stapelde  daar om- en overheen grote stenen. Als deze keien goed heet waren mocht Haske naar buiten en werd zijn bed over de warme stenen heen gezet. Has had zodoende een bed met centrale verwarming.
     Marinus en Jaantje en zonen Jan en de tweeling Frans en Ferry.

 

    
 Dertiger jaren. Has Vorstenbosch voor zijn winkel in de Dorpsstraat met waarschijnlijk enkele buurtkinderen.

                                                                                   Meikevers

Dorus Beekmans    

Voorbij Marinus Groos stond het mooie huisje waar voor de oorlog  Driek en Sien van der Doelen in zaten. Driek had als bijnaam 'Driek van 't boerke'. Bij hun diende als hulp in de huishouding Stien van den Berg, die daardoor later de bijnaam Stien van 't boerke kreeg. Toen Driek in 1937 overleed trouwde Stien met Dorus Beekmans en ging in dat huisje wonen. Ze verkochten er vanuit hun achterhuis groenten en fruit. Hier werden ook hun vijf kinderen geboren. Net na de oorlog zijn ze verhuisd naar de Grind op de Kruisstraat. Toen kwam Mèntje van de Velde in het pandje. (Stien en Dorus keerde overigens vier jaar later weer in de Dorpsstraat terug. Zij betrokken de oude winkel van Marinus van de Wijst en begonnen daar een groente en kruidenierszaak, nu speelgoed-winkel Annie Klerks. Helaas is Dorus daar na een jaar al overleden).
Links naast het huisje van Mèntje stond een hoge beuken heg waarin het barstte van de meikevers. Grote donkerbruine kevers die rond de heg vlogen of er in verscholen zaten. Wij vingen deze, stopte ze  in 'n lucifersduske of 'n sjempotje', mi 'n beukenblaadje erbèij um goed òn te sterke, en schooide vervolgens bè ons moeder  um stopgôrre. We bonden dan een paar meter daarvan aan een pootje van de kever en het beestje vloog keurig zijn rondjes. Ook wel eens te lang want soms was je vliegmachientje opeens verdwenen, zijn pootje aan je touwtje achterlatend. Maar och, er zaten er genoeg......vonden wij!

Huis van Dorus en Stien Beekmans en later Mèntje van der Velden

                                                                                  Rammelende V-1 raket

Het café van Dorus Heijmans, toen Thé der Kinderen, getrouwd met Nel een de dochter van Dorus, in het café zat. Jaren zestig.

Het volgende pand was het café van  Heymans. Toen met kastelein Janus Heijmans. Hij had net voor de oorlog dit café van zijn vader Dorus overgenomen, die het 1915 had gekocht Dorus woonde toen in Nuland en emigreerde nor Rusmolle. Dorus was niet zo in voor nieuwerwetse dingen. Toen dan ook een van zijn vaste klanten Marinus Hermes, die begin 1900 een smidse annex electriciteits bedrijfje runde op de hoek Kerkenhoek-Smidstraat, hem probeerde te overtuigen van het nut van electrisch licht, weigerde Dorus pertinent. Want hij wist met zekerheid te zeggen dat in zo'n klein bolleke nooit zoveel licht kon zitten als in zijn olielampen. Wat later zwichtte hij toch voor de  argumenten van de smid en liet hem het elektriek in zijn huis aanleggen. D hoofdschakelaar kwam onder het biljart te zitten. Dat was vragen om moeilijkheden. Want op een jolig moment wilde Has Voets Dorus op stang jagen en draaide, toen het cafè vol met klanten zat, de hoofdschakelaar op nul. Het licht ging uit en ook bij Dorus sloegen de stoppen door: "ziede wèl, wè he'k altèd gezeed, ginne flikker wèrd die bôllekes, hij hagget altèd wel geweten, vur hum hagget noit gehoeven en dieë stroom waar gin kloote wèrd" zo foeterde hij! Toen Has Voets stiekum de schakelaar weer omzette en het licht aanging kalmeerde Dorus. Vanaf die tijd had hij altijd zijn olielampen gevuld en startklaar staan om te laten invallen als d'n elektriek nog eens weigerde. Asbakken waren er in het café niet. Peuken en lucifers werden gewoon op de met zand bestrooide planken vloer gegooid. Ook spietsen(spugen) deden ze gewoon op de vloer.
Aan het einde van de oorlog schoten de Duitsers nogal eens een V-1 raket over Rosmalen. Zo'n ding rammelde en ronkte nogal. Dorus Heijmans hoorde er een overkomen en zei "Heurt toch 's we'n hèrrie, 't lèkt wel of ze mi pèrd en kaar dur de lucht rèijen". Bij de bevrijding in 1944 is er nog een dood paard voor het café terecht gekomen. Dat paard was een van de twee paarden die ingespannen voor een platte kar bij de villa van Otto Lutki, schuin tegenover het cafe, stonden te wachten om  Duitse gewonden naar het ziekenhuis in Den Bosch te brengen. Een Engelse granaat ontplofte precies op de kar en de paarden braken zwaar gewond en in paniek uit. Een van hen rende de straat op viel dood bij het café van Dorus neer. Het andere paard sneuvelde in de tuin van Lutki. Buiten net om de hoek naast de voordeur van het cafe was een ouderwetse betonnen pisbak. Wij keken dagelijks naar de sassende drinkebroers. Soms waren er ook vrouwen met hoge nood die daar staandebeens hun plasje loosden. Voor ons natuurlijk een vermakelijk gezicht. Ook was het spannend om de caféruzies te volgen die er buiten werden uitgevochten. Vóór het cafe is de groentekar van Nol Meties (Savelkous) ooit verongelukt. De kar  reed in een gat in de weg en kiepte "mi pèrd en al um". 

 

  

Foto van de Dorpsstraat in 1952 gemaakt tijdens de rijtoer van pastoor van de Meijden bij gelegenheid van diens 50 jarig priesterfeest. Links het café van Dorus Heijmans.

                                                                            Gemeentesecretarie

Het volgende huis was het gemeentesecretarie waar ons vader als gemeentebode zijn kantoorke had. Annie van Herpen, die later met Jan Noppen zou trouwen, werkte daar ook en moest elke dag naar ons thuis om voor de ambtenaren koffie te gaan halen die ons moeder voor hun zette. Zij was een van de eerste kééteraars van Rusmolle.
Nu is daar boekhandel "De Omslag". Voor de oorlog woonde hier oud schoolhoofd Johan van de Laar . Zijn dochter trouwde in 1920 met de heer Hurkmans. Voor hun bouwde van de Laar in 1924 een villa naast zijn huis, die nu bekend staat als  villa "Dorpsstraat 69".  Hurkmans was tot zijn overlijden in 1931 gemeente-secretaris van Rosmalen.
Na van de Laar werd Harry Lam-bermont de nieuwe secretaris.  Lambermont ging in het oude pand van van de Laar wonen en, omdat hij een groot gezin had, vergrootte hij het woonhuis  met een nieuw voorhuis wat nu de boekhandel is.
Meester van de Laar en de villa die hij voor zijn dochter bouwde

                                                                             
                                                                            Wasbenzine voor de dorst 

                                                                                                   
         Dertiger jaren: 
Café 't Centrum van Jan Schel                             Hetzelfde cafe in 1963 (de Kèp)



  











 

Dan het cafe dat nu de Bierelier heet. De historie van dit pand gaat terug tot 1905 toen Nardus en Trui Plas dit pand als boerderij kochten. Zij kwamen uit café "de Schaapstal" welk stond op "Tivoli" aan het begin van de Tweeberg bij de spoorovergang. Ze verbouwde de boerderij tot café en beheerde deze tot 1924. Na hun kwamen Toon en Kaatje van de Vliert als uitbaters van de tapperij.  Aan de linkerzijde van het pand was een kleine aanbouw en daarin opende Kaatje een winkeltje in levensmiddelen.
Het geheel werd na enkele jaren door Jan Schel overgenomen. In het winkeltje van Kaatje vestigde hij een smederij. De naam van het café werd omgedoopt tot " 't Centrum ". In de Driekoningennacht van 1947 brandde het het hele pand af. Tijdens de nachtelijke brand vroor het streng en de vorst veranderde het bluswater, samen met rook en roet, in een prachtig zwart-wit ijspaleis. "De Schel" herbouwde zijn herberg snel weer op en bouwde meteen een nieuwe vrijstaande smederij aan de andere kant van zijn zaak. (nu helaas al jaren een bouwval). 
In de zomer na de brand, toen men nog met de herbouw bezig was, waren mijn tweelingbroer Han en ik wat aan het rondneuzen op de bouwplaats. Vanwege het warme weer kregen wellie 'n bietje dorst en aangezien er op dat moment niemand aanwezig was gingen wij op zoek naar iets drinkbaars. In een kist stonden verschillende mooie flessen die wij open maakte om eraan te ruiken. Sommigen hadden wel een lekker geurtje vonden wij. We dronken ieder een halve liter van het spul op. Smakte wel goed, vur éfkes dan....want we kregen snel een soort weeën en gingen vlug op huis aan. Ons vader mee terug naar de Schel om te kijken wat we gedronken hadden en dat bleek wasbenzine te zijn. (achteraf gelukkig maar want in de andere flessen zat o.a. zoutzuur en ammoniak). Hij ging met ons naar dr.Hanegraaff. Die schreef een paar dagen rust voor en we moesten vooral heel veel melk drinken. Na een dag of vier waren we weer opgeknapt maar we konden geen melk meer zien....!.
In Rosmalen bestond
tussen 1947 en 1950 het maandblad "Contact". Hierin stonden allerlei nieuwtjes uit Rosmalen en werd naar de Rosmalense militairen gestuurd die in Nederlands Indie gelegerd waren.
Daarin onderstaand bericht:

Jeugdige drinkers
 Bij de opbouw van De Schel zijn huis, waren bijna twee lijkjes te betreuren.
De tweeling van Piet van Hirtum vonden er ‘n fles benzine van de loodgieter Max van Herpen.
In de mening dat het limonade was dronken zij ervan, met het gevolg dat ze allebei doodziek werden.De dokter kwam er bij te pas, maar gelukkig was het leed na ‘n halve dag weer geleden.
Ik denk dat ze nu geen “limonade” meer nodig hebben.

(Met dank aan Tiny Kappen die mij dit bericht toestuurde)

Bij de Schel werden ook paarden beslagen. Hun zoon Jan, die door iedereen de Rooie Schel werd genoemd, was het prototype van een dorpse smidsjongen. Inne gróóte mond en vur d'n duvel nie bang. Mar ge kost er vèrrèkes mi laachen. Ook hij was hoefsmid en had dit vak geleerd van zijn vader. Het beslaan van paarden was altijd een geweldige attractie. Het ging er vaak ruig aan toe, zeker als de paarden onrustig waren. D'n aauwe Jan Schel had zo z'n eigen methodes om daar iets aan te doen. Om de paardenlippen werd dan een touw gedraaid dat steeds vaster werd aangedraaid naar gelang het beest niet stil bleef staan. In plaats van een touw gebruikte hij ook ook wel eens een lange ijzeren tang. Ook werd er nogal eens op los geslagen. De boereneigenaren stonden er bij en keken er naar.  Op een dag stonden wij te kijken hoe de Rooie Schel probeerde een fel hitje voor het eerst de hoefijzers onder te slaan. Dat was altijd stoeien zo'n eerste keer. Hij stond half onder het paard en tilde de linkervoorpoot  (sorry, toen zei men nog poten) en liet die op zijn knie steunen. Maar het paardje, nog jong en wild,  begon te steigeren en te bewegen. Maar hij hield vast, vocht met het beest de Dorpsstraat over en viel met paard en al achterover door een heg in de tuin van Lutki. Hij was, om het maar zachtjes uit te drukken, nogal ruw getaald en gebruikte een aantal scheldwoorden die ik toen niet begreep en hier maar niet zal herhalen. Overigens dat geweld tegen de paarden was bij de meeste smederijen "normaal", een enkele uitzondering daargelaten. Een van zijn grootste stunts haalde de Rooie uit aan het kruis  van de Lambertuskerk. Bij een reparatie aan het haantje op de toren gebruikte hij dit kruis als een rekstok en gaf, ten aanschouwe van een aantal toeschouwers beneden, een circusact weg. Begin jaren vijftig emigreerde de Rooie naar Canada . Kort daarna verliet de familie Schel het café en de smidse. 

Marinus Pennings werd de nieuwe smid. Hij trok met zijn vrouw Sjan in het woongedeelte achterin de smederij waar ook de Rooie Schel met zijn vrouw en zoontje enige tijd hebben gewoond.
Toen ik zo'n jaar of twaalf was en naar de ambachtsschool ging om daar machine-bankwerken te leren, mocht ik in de vakanties en op vrije schooldagen als een soort manusje van alles in de smederij werken. Heb toen zo ongeveer alle woorden en uitdrukkingen geleerd die ik eigenlijk niet mocht horen en vaak ook niet begreep, toen niet tenminste....!
Begin zestiger jaren bouwde Marinus tussen de villa van Hurkmans en zijn smederij een nieuw huis met daarvoor een benzinepomp. Enige jaren later opende Marinus en Sjan in hun huis een cafétaria. Een wat merkwaardige combinatie van smederij/benzinepomp en eethuisje maar het liep wel enige tijd goed.
Café "'t Centrun" is in die jaren overgenomen door Thé en Annie van den Heuvel,  Thé werd in Rusmolle Thé Kèpkes genoemd en zodoende veranderde de naam in café "de Kèp". Na Thé is de zaak in korte tijd enkele malen van eigenaar gewisseld tot het in handen kwam van Henk en Bea Pennings-van Zandvoort, die werden opgevolgd door hun zoon Henk Jan. In 2004 is "de Kép" gesloten om anderhalf jaar later weer te worden heropend als cafe "de Bierelier ".

                                                                                    Toontje d'n Booi 
   

Voorbij de smederij stond een huisje uit 1823 waar vóór en in de oorlog Driekske (de mulder) van Lith met zijn vrouw Drika van Rosmalen zaten. Omdat de vader van Drika schoenmaker op Coudewater was noemde iedereen in Rusmolle haar Drika de schoenmaker. Drika overleed in 1947 de dag na de brand bij haar buurman Jan Schel. Men vond haar dood tussen haar kippen.
Haar broer Toon, die in een boerderijtje in de Burg. Nieuwenhuizenstraat woonde (waar later Toon van Kreij zijn kippenslachterij begon) trok met zijn gezin in het huis van zijn zus Drika.
Toon was getrouwd met Sientje van Helvoirt. Hij was postbode en iedereen noemde hem dus Toontje d'n Booi, hoewel sommigen hem ook nog wel Toontje de schoenmaker, noemden naar het beroep van zijn vader.
Een van hun zonen, Janus (Jonnes d'n Booi), moest als soldaat van 1946 tot 1950 naar Nederlands-Indië. Daar heeft hij 7 maanden in het ziekenhuis gelegen. Eenmaal in Rusmolle terug zette Janus zich voor van alles en nog wat in, ondanks zijn ziekte die hij overhield aan zijn militair verblijf in Indië. Of het nu regelen van ouderenreisjes was, loten verkopen op de kermis, een wielerronde organiseren, Sinterklaas inhalen of iets voor de rijvereniging, Janus was overal voor te porren en regelde de zaak tot in de puntjes. Het oude pandje is in 1975 gesloopt.

    
                             Janus met zijn vader Toontje en zijn moeder Sien en hun huis in de Dorpsstraat.

                                                                        
Rusmollese veemèrt

Dan kwam het cafe Piet der Kinderen (nu d'n Beer). Hier is ons moeder in 1909 geboren. Zij heeft er met haar ouders Toon de Laat en Marie van den Berg, haar broers Toon, Piet, Johan, Krien, Cor en Bert en zus Betsy tot 1925 gewoond. Ook toen was dit al een café en heette 'de Roskam'. Mijn grootouders verhuisde toen naar een boer-derijtje aan de Graafseweg en Gredje Pennings nam het café over. Die vertrok na ongeveer een jaar en verkocht het pand aan Piet der Kinderen en  Jaan Dielissen.
Piet kwam van d'n ouwe dijk Brugge waar hij een aannemersbedrijfje had en in zijn huis een (illegaal) cafétje runde. Hij had geen drankvergunning en daarom bewaarde hij zijn drank buiten in een ouwe waterput. Het café liep goed en was vaak aardig vol. Met een accordeon erbij was het dikwijls een gezellige boel, waarbij ook gedanst werd. Dat mocht niet van de gemeente. Dochter Koosje en buurmeisje Antje van Pinksteren, die toen een jaar of 10 waren, moesten dikwijls op d'n uitkijk gaan staan of veldwachter van Rossum in de buurt kwam. Als de veldwachter gesignaleerd werd verstopte Piet de accordeon en bracht de drank in de put in veiligheid. De meisjes kregen samen een stuiver als beloning voor de uitkijk. Piet kwam dus in 1926 in het voormalige cafe van mijn grootouders. Hij hield er regelmatig veilingen van b.v. hout. Hiervoor zette hij een grote hoeveelheid planken en balken schuin tegen de voorgevel en deze werden dan onder leiding van een notaris aan de hoogste bieder verkocht. Ook paarden, en soms koeien, die voor het cafe aan speciaal hiervoor gemaakte ijzeren stangen waren tentoongesteld, werden bij opbod verkocht. Eigenlijk dus een Rusmollense veemèrt. Piet handhaafde de naam van het cafe 'de Roskam' tot vlak voor de oorlog en noemde de zaak toen gewoon naar zijn eigen: Cafe Piet der Kinderen. In 1944 had Piet een grote hoeveelheid worst gemaakt en had dat opgeslagen in het boerderijtje van zijn latere buurman Toon d'n booi. Toen er bij de bevrijding nogal wat granaten in hun omgeving terecht kwamen was hij bang dat er iets met zijn worsten zou gebeuren. Zijn zonen Thé en Janus werden er op uitgestuurd om een worst-reddingsoperatie te ondernemen. Daar aangekomen was het al te laat. Een granaat was midden in de manden met worst terecht gekomen en alle muren en plafonds zaten onder de worstrestanten.

   
                          Café Piet der Kinderen net na de oorlog en het interieur na de verbouwing in 1951

                                                                           as ik veur nie ope ben....

In het pand voorbij Piet der Kinderen zat vóór de oorlog de familie van Hannes en Sjaan van Oers. Zij hadden 5 kinderen. Hannes had er een sigarenfabriekje en rookwaren winkeltje.
Hun twee dochters Grada en Cor
zijn hier na de dood van hun ouders blijven wonen. Links, in het voormalige sigarenbedrijfje, woonde de alleenstaande Grada.
Haar zuster Cor was getrouwd met Marinuske Glaudemans uit Vinkel die bij Kobus Westerlaken als boerenknecht werkte. Zij woonden in het rechtergedeelte waar Cor de rookwarenwinkel van haar vader voortzette. Als je na sluitingstijd probeerde om achterom nog wat rookwaren te kopen dan zei ze snibbig:
"As ik veur nie ope ben, ben ik aachter ôk nie ope"!           
Cor verhuurde er ook een kamer. Daarin woonden o.a. de schoolmeesters Rasenberg en de Vries toen ze in Rosmalen op de St.Josephschool waren benoemd en nog vrijgezel waren. Meester de Vries heeft er zijn vrouw aan over gehouden want die was een
  nicht van de gezusters van Oers en kwam daar regelmatig.            
Ook Nollleke van Hoof en Wimke van der Lee zijn er nog "in de kost" geweest.

                                                                                                                   Cor van Oers

                                                                                                                                             

                                                                                     naar boven